6 december 2021
Sinds 1 januari 2021 is het tijdelijk toegestaan dat werkgevers – zonder eindheffing verschuldigd te zijn – hun werknemers die uiterlijk drie jaar vóór de AOW-leeftijd zitten een bedrag meegeven (RVU-uitkering), waardoor eerder stoppen met werken financieel mogelijk is. Dit mee te geven bedrag (eenmalig of in de vorm van een periodieke uitkering) is gemaximeerd door middel van een drempelvrijstelling. Als deze werknemers naast de RVU-uitkering hun pensioen (deels) laten ingaan, ontstaat er een samenloop. Onlangs heeft de Belastingdienst een vraag beantwoord of deze samenloop de drempelvrijstelling beperkt.
Een RVU-heffing is een eindheffing van 52% voor een werkgever die een uitkering verstrekt aan een werknemer waarmee de werknemer vervroegd kan stoppen met werken (Regeling voor vervroegde uittreding, RVU). De uitkering kan voorzien in een bedrag ter overbrugging tot aan AOW- of pensioeningang, of een bedrag dat het pensioen aanvult. Dit is verder uitgewerkt in artikel 32ba Wet op de loonbelasting (Wet LB).
RVU-vrijstelling
In het in 2019 gesloten Pensioenakkoord zijn allerlei afspraken gemaakt waardoor mensen gezond werkend de AOW-leeftijd kunnen halen. Omdat deze maatregelen niet direct effect sorteren, is ervoor gekozen om de groep werknemers die nu dicht bij hun AOW-leeftijd zitten met een aanvullende maatregel te ondersteunen. Het gaat om een tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing.
Met de tijdelijke versoepeling van de RVU-heffing kunnen werkgevers hun oudere werknemers tegemoet komen die werkend niet de AOW-leeftijd kunnen bereiken. De werkgevers zijn onder voorwaarden geen eindheffing van 52% verschuldigd over de financiële tegemoetkoming aan de werknemers.
Dit zijn de belangrijkste voorwaarden van de tijdelijke vrijstelling:
- De werknemers zitten maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd.
- De RVU is uiterlijk op 31 december 2025 schriftelijk overeengekomen.
- Per maand mag het bedrag niet hoger zijn dan €1.847 (2021).
Samenloop met pensioenuitkering
Meestal is een RVU-uitkering van maximaal €1.847 bruto per maand onvoldoende voor vervroegde uittreders om van rond te komen. In veel pensioenregelingen is afgesproken dat deelnemers hun pensioen (deels) eerder mogen laten ingaan. De combinatie van RVU-uitkering en vervroegd pensioen maakt eerder uittreden dan wél mogelijk.
Naast het eerder laten ingaan van het pensioen, is meer flexibiliteit wettelijk toegestaan. Denk hierbij aan een hoog-laagpensioen en een hogere pensioenuitkering tot AOW-leeftijd (het AOW-compensatiepensioen).
Aan de Belastingdienst is onlangs de vraag voorgelegd of een RVU-uitkering met behoud van de RVU-drempelvrijstelling kan samenlopen met een (vervroegde) pensioenuitkering. Het antwoord is ‘ja’. De RVU-drempelvrijstelling (€1.847 per maand) is namelijk alleen van toepassing op een RVU-uitkering. Een pensioenuitkering in de zin van de Pensioenwet of een fiscaal geaccepteerde pensioenregeling is geen RVU-regeling (artikel 32ba, lid 6 Wet LB). Hieruit volgt dan dat pensioenuitkeringen die een gewezen werknemer ontvangt in dezelfde periode als dat hij de RVU-uitkering ontvangt, niet van invloed is op de drempelvrijstelling.